Bocas del Toro
Costa Rica en Panama
26 maart 2003
Vanochtend al om 5.15 uur met een colectivo naar de boot. Deze vertrok om 6.00 uur van Puerto Jimenez naar Golfito. Daar met een taxicolectivo naar de grens met Panama waar we net na 8.00 uur aankwamen. Daar de snelbus naar David nog even op zich liet wachten, een taxi naar David genomen. De middagvlucht naar Bocas del Toro, ging echter niet meer, al staat die vlucht nog steeds genoemd op internet en in hun folders. Voor de ochtendvlucht morgenvroeg was nog wel plek. Daar het pas 10.00 uur was, dachten we laten we eerst eens naar de bussen informeren. Om 11.30 uur ging er een snelbus naar Almirante. Sinds vorig jaar is er een nieuwe weg van David naar de westkust, deed je er eerst een hele dag over, nou waren we er in 3½ uur. Gelijk door met de boot naar Bocas Town op het eiland Colon. Niet verwacht het in 1 dag te halen. Maar weer lekker op tijd op onze bestemming. In Bocas Town heb je Casa Max, een pension van de Nederlanders Arie en Shirley Keppel. Voor heel wat kikkerminnende Nederlanders een begrip. Zij wisten dan ook precies wie je het best voor de kikkerexcursies kon hebben en waar je naar toe moest. Gelijk voor morgen de hele dag een boot gehuurd met Lionel als gids.
27 maart 2003
Onze gids Lionel bleek vanochtend ziek te zijn, maar zijn vervanger Leonardo zou de juiste plekken ook weten te vinden. Als eerste gingen we naar Tierra Oscura, waar de blauwe pumilio’s zouden zitten. Deze wilden we het liefst zien, dus als eerste. Al bij de eerste voet aan land zettend hoorde je ze volop. Enkele meters verderop de eerste blauwe pumilio gevonden, een juweeltje. En wat zat ernaast? Een auratus, veel groener dan die uit Costa Rica. Al gauw sprongen bij elke stap die we zetten pumilio’s voor onze voeten weg. Er honderden gezien. Ook zagen we verschillende lugubrissen zitten, ook weer vlak naast de pumilio’s, 2x zagen we ze zelfs in dezelfde holletjes. Ook zat het er vol met colostethussen. Ongelofelijk zoveel kikkertjes, zo dicht bij elkaar. Dus hier de halve ochtend lekker rondgestruind. De blauwe pumilio’s waren van diepblauw tot haast zwart, tot middelblauw met lichtblauwe buikjes en poten, sommigen waren op de rug bruin en verder blauw.
Aanvulling: Toen we eenmaal thuis waren en verschillende mensen onze foto's hadden gezien bleek dat de jonge colostethus die wij dachten gefotografeerd te hebben geen colostethus te zijn, maar een Dendrobatus claudiae (Minyobates claudiae). Een heel klein kikkertje dat niet groter wordt dan 13 mm. Hij is nog niet zo lang geleden ontdekt vlak bij de plek waar wij hem hadden gezien. Achteraf nog een leuke verrassing.
Hierna gingen we naar Isla de Popa. De heuvelrug achter het dorpje Popa aan de Wilson Creek, zat vol met groene pumilio’s, met een groenige rug en de bovenkant van de poten en een lichtblauwe buik en onderkant van de poten.
De volgende stop was Red Frog Beach op Bastimentos. Maar halverwege viel de schroef van de motor, met als gevolg zo’n 2 uur in de brandende zon ronddobberen. Lekker verbrand, dat wil wel ronddobberend op het water. Na 2 uur kwam er een boot langs van de zelfde maatschappij met een groepje toeristen. Zij gingen ook naar Red Frog Beach, we konden overstappen. De man van deze boot had echter een mobiele telefoon bij zich en belde de centrale, er zou een nieuwe boot voor ons komen en Leonardo zou over een uur bij Red Frog Beach zijn. Op de plek waar we 4 jaar geleden volop de oranjerode pumilio’s zagen, waren nu verschillende huizen gebouwd met omliggende tuinen. Dus de kikkertjes hadden de wijk moeten nemen. Wat verderop er toch nog verschillende gevonden, maar niet meer zoveel als 4 jaar geleden. Ook deze oranjerode pumilio’s zijn weer echte juweeltjes.
Vlak bij de boot, boten mochten niet bij Red Frog Beach aanmeren maar wat verderop, tussen de bananenbomen ook verschillende oranjerode pumilio’s gevonden. Hierna gingen we naar het dorpje Bastimentos, op het kerkhof zou de gele variant zitten. Hier wel echt naar moeten zoeken, de oranje variant sprong overal vrolijk rond, maar uiteindelijk ook enkele lichtgele varianten gevonden. Wat flets geel, met veel meer zwarte stippen/vlekken als de oranja/rode variant. Ook wat lichtoranje varianten gezien, alsof ze in de zon gebleekt waren. Daarna naar de andere kant van het dorp gevaren en een stuk langs het rotsige strand gelopen, daar zou de lichtgroene variant moeten zitten. Weer heel veel oranje pumilio’s, maar na wat zoeken ook enkele lichtgroene pumilio’s met zwarte stippen gevonden. Inmiddels begon het al te schemeren, dus gingen we er vrij vlot al weer vandoor, terug naar Bocas Town. Leonardo wist wel de juiste plekken waar de verschillende pumilio’s voorkwamen, maar was niet echt een kikkergids. Maar dat is in Bocas del Toro niet echt nodig, als je op de juiste plekken komt, zie je ze volop.
28 maart 2003
Op Colon zouden op heel wat plekken de groengele pumilio's zitten. Arie gevraagd waar we deze het beste konden vinden. Overal op het eiland zei hij. Het raadde ons aan een taxi naar La Gruta te nemen, een vleermuisgrot midden op het eiland. Daarin de buurt konden we volop de groengele pumilio vinden en konden dan langs de weg teruglopen, zo’n 6-7 km. La Gruta was een klein grotje, met naast vele vleermuizen ook een kaaiman als bewoner. De lokale bewoners hadden er een Mariabeeld en altaar neergezet. La Gruta is een vrij gecultiveerd dorpje, rondom de grot en in het dorpje geen enkele pumilio gezien, slechts een enkele anolis. Het was er bloedje heet. We besloten een taxi terug te nemen tot aan de splitsing met de kustweg en daar rond te kijken. We liepen alvast langs de weg terug totdat we een taxi tegen zouden komen. Na een kleine km leek een klein stukje bos te komen, met een smal pad naar links. Deze ingeslagen en al gauw bleek het een heel mooi bospad te worden. Na zo’n 15 minuten zagen we de eerste groengele pumilio, en al gauw sprong de een na de ander voor onze voeten weg. Ze hadden een groene rug met bruine vlekken of stippen en mooie felgele buikjes, schitterend om te zien.
Wat later leek het bos een echt regenwoud te worden, met prachtige woudreuzen. Na zo’n 1½ uur gelopen te hebben, hadden we geen idee waar we naar toe gingen, we hoopten richting de kust, besloten nog een uur verder te lopen en dan terug. We zouden het vandaag rustig aan doen, daar we nog geen 1 rustdag hadden gehad en nou aardig verbrand waren op onze armen, gezicht en nek. Een half uur later kwamen we bij enkele gecultiveerde heuvels met enkele hutjes waar indianen woonden, gevraagd waar het pad naar toe ging, naar Playa Bluff. We hadden al gehoord dat dit het mooiste strand van Colon was, dat veel toeristen daar met de taxi naar toegingen. Ook deze vrouw bevestigde dit. Eerst nog enkele kale heuveltjes, op de laatste waren recentelijk diverse woudreuzen gekapt. Sommige stammen lagen er al langer. In het woud was het vrij vochtig, modderig soms, maar deze heuvels waren kurk en kurk droog. De bodem was helemaal verschroeid. Geen pumilio’s meer te bekennen, op 1 plekje na, we zagen in een omgehakte boom, een gat met wat water erin, een twintigtal pumilio’s haast bovenop elkaar zitten. Voordat we onze camera’s paraat hadden, sprongen ze al alle kanten uit. Verderop in het bos kwamen we ze weer volop tegen. Het was best wel een pittige tocht, met heel wat klimmen en dalen, we waren dolblij toen we na een tijdje in de verte de zee zagen. Uitgeteld en bijna door ons water heen kwamen we bij Playa Bluff aan. Net voor het strand zagen we een enorme plumifronsman, een stuk groter dan we ooit hadden gezien, flink gehavend. Hij ging er helaas snel vandoor. Op het strand aangekomen zagen we niemand, geen weg, geen strandtentje, helemaal niets. Laat staan een taxi om ons terug te brengen. In de verte zagen we een huisje, daar bleek de weg, 2 bandensporen, te beginnen. Een jongen die bij het huis stond gevraagd of er wel eens taxi’s kwamen, ja heel af en toe, maar die dropten dan wat mensen en werd er een tijd afgesproken waarop ze weer opgehaald zouden worden. Maar het was de laatste tijd niet druk. Dat kon je wel zeggen, voor zover we konden kijken, niemand op het strand. Naar Bocas Town was het zo’n 9 km lopen. Inmiddels door ons water heen, al gauw alleen maar brandende zon, begonnen we aan onze terugreis. Onderweg kwamen we af en toe wat hutjes tegen, een enkel huis en diverse huizen die gebouwd werden. Na een half uur kwam een man in een jeep voorbij, maar hij reageerde niet op ons. Na nog zo’n 3 kwartier gelopen te hebben, zeg maar gesjogd, kwam er een vrachtwagen vol met zand langs. Deze stopte wel en we mochten meerijden. Deze lift was van harte welkom. Tot aan het schiereiland konden we meerijden. Daar gelijk het eerste de beste winkeltje ingedoken en water en sap ingeslagen. We zaten nog geen minuut op het muurtje naast de winkel en opende juist de waterfles, of er kwam een taxi aan. We konden het niet meer opbrengen om de laatste km naar Casa Max te lopen. En dat terwijl we voorheen verschillende langere en zwaardere tochten hebben gedaan. De brandende zon, geen water meer, verbrand, dat nekt! Met ruim 6 uur te hebben gelopen nog niet echt een rustdag gehad.